Een grijze, bijna zilveren wolvin kwam een grot binnen, ze rilde even, maar dat was niet van de kou. Ze kreeg de rillingen van deze grot. Ze keek rond, waar was iedereen. Frostbold was alleen, helemaal alleen terug gekeerd, niemand was haar komen opzoeken. Ze gromde en ging liggen, in een hoekje van de grot, waar het nog enigsins warm was. Toch was ze niet blij, ze as Icebite kwijt geraakt, hij was verdwenen tijdens de jacht. Een kleine traan rolde van haar wang af en viel op haar poot. Ze likte hem weg en keek naar de uitgang, waar nu iemand stond. Frostbold stond zelf ook op en keek naar de binnenvaller, ze kon in het donker niet zien wie het was, dus riep ze, ''Wie ben jij?'' en gromde zacht.